Ik zie ze steeds meer in mijn spreekkamer: hoger opgeleide medewerkers die tegen hun grenzen aanlopen. Die moe zijn, het gevoel hebben dat ze tekortschieten, en te weinig aan zichzelf toekomen. Wat helpt dan? Of liever nog – hoe voorkom je dat? Hieronder neem ik je mee in wat voor veel mensen werkt.
Pak als je wilt een wit vel papier. Teken dan zeven kolommen (voor de dagen in de week) en verdeel die in drie blokken – ochtend, middag en avond. Zo heb je 21 dagdelen getekend. Zet nu het woord ‘werk’ in de dagdelen waarop je moet werken. En neem even de tijd om te kijken naar het resultaat.
Het voelt anders
Als het goed is, zie je nu dat je méér dagdelen voor jezelf hebt, dan dat je werkt. Zelfs bij een fulltime baan heb je immers tien dagdelen werk, en elf dagdelen niet. En toch voelt het misschien niet zo. Dat heeft ermee te maken dat je hoofd niet om vijf uur ’s middags vrij neemt. Daar gonst de werkdag nog na. Je zit fysiek wel aan de eettafel, maar je gedachten zijn ergens anders. Het goede nieuws: dat kun je veranderen. Alles wat je nodig hebt, is een plannetje. En dat gaan we nu maken.
We gaan negen vrije dagdelen een bestemming geven volgens de drie-keer-drie regel: drie keer sporten (of intensief bewegen als je nog niet van het sporten bent), drie keer iets van een sociale verplichting (iemand helpen, iets in het huishouden doen) en drie keer iets dat je echt leuk vindt (en dat kán natuurlijk ook sporten of iets sociaals zijn). Die activiteit hoeft geen heel dagdeel te duren, het gaat erom dat je tijd toewijst aan een activiteit.
Geen keuze is ook een keuze
De achterliggende gedachte is simpel. Als jij niet vooraf bedenkt wat je wilt met je tijd, dan loopt je dag vol met van alles en nog wat. Met tobben over werk, reuteltaken doen, Netflixen, noem maar op. Geen keuze, is daarmee óók een keuze.
En waarom drie-keer-drie? Omdat uit allerlei onderzoek blijkt dat voor mentale fitheid twee dingen nodig zijn. Allereerst bewegen. Kijk vooral eens wat hoogleraar klinische neuropsychologie Erik Scherder daarover zegt. Zie je meteen zijn advies om flink veel te wandelen. Het tweede is dat je regelmatig nieuwe en leuke dingen doet. Op die manier verdwijnen de gedachtes van alledag naar de achtergrond. En kun je je werk echt loslaten. De derde uit drie-keer-drie (verplichtingen) is bedoeld om jezelf te begrenzen. Heb je moet-karweitjes, plan ze in, en doe er dus ook niet méér dan die drie.
Basis om op terug te vallen
Nu hoor ik je denken: leuk zo’n plan, maar dat hou ik nooit vol. Klopt. Grote kans dat het na een week of vier al helemaal anders gaat. Je moet iemand helpen met verhuizen, je moet overwerken, een kind wordt ziek. Geen probleem. Het zegt helemaal niks over hoe goed of slecht jij het doet.
De praktijk is nu eenmaal weerbarstig. Dit plan is dus ook geen agenda die je moet afwerken, het is een basis waarop je kunt terugvallen. Merk je dat je weer geleefd wordt? Dan doe je een stap terug, en kijk je opnieuw: waar werd ík ook alweer gelukkig van? Zo help je jezelf steeds opnieuw in balans te komen.